top of page
  • Writer's pictureJubilee Campaign

‘Groot-Brittannië, stop negeren van christenvervolging Nigeria'

Dit vertaalde artikel is oorspronkelijk geschreven door Barones Caroline Cox en werd gepubliceerd in de Britse krant ‘Daily Express’. Barones Cox is lid van het Britse Hogerhuis en zorgt er samen met haar collega Lord Alton voor dat christenvervolging op de politieke agenda blijft staan. Jubilee Campaign heeft in november samen met Barones Cox getroffen dorpen in Nigeria bezocht.


Het is vijf jaar geleden sinds de opstand van de islamitische Fulani-herders in Nigeria begon. Duizenden burgers zijn gedood. Honderden christelijke kerken zijn verbrand tot puin. Hele gemeenschappen zijn gedwongen om hun huizen en akkers achter te laten.


In de noordelijke en centraal gelegen deelstaten zetten militante herders hun agressieve en strategische beleid van landjepik voort. Ze willen diversiteit en verscheidenheid vervangen door een islamitische ideologie (vergelijkbaar met die van Boko Haram), die met geweld wordt opgelegd aan hen die weigeren zich te schikken. Het is – volgens het Nigeriaanse Huis van Afgevaardigden – genocide.

Ik heb veel van de ergst getroffen gebieden bezocht en ik heb de tragedies van dood en vernietiging gezien in de deelstaten Bauchi, Kano en Plateau. De omvang van het lijden is overweldigend – meer dan duizend gedode christenen sinds januari.


Afgelopen week vertelde een overlevende me: ‘De Fulani vielen aan met een machete. Ik was zo verward. Ik raakte bewusteloos. Toen ik bijkwam, zag ik mijn dochter op de grond. Ze was dood – met mijn afgehakte vinger in haar mond.’

Een vrouw uit een aangrenzend dorp zei dat ze in de bosjes had geslapen om aan een aanval te ontkomen. Ze zei: ‘Alleen ik en mijn man zijn nog over. Ons huis is verwoest. Niets heeft het overleefd. We moeten bedelen om voedsel.’


In elk dorp is de boodschap van de lokale mensen hetzelfde: ‘Alsjeblieft, alsjeblieft help ons! De Fulani komen eraan. We zijn niet veilig in ons eigen huis.’


En toch negeert de Britse regering keer op keer hun roep om hulp.


Ze blijven volhouden dat de ‘situatie’ weinig te maken heeft met religie of ideologie. Ze verwijzen naar de opstand als ‘etnische rellen’, ‘een gevolg van bevolkingsgroei’, ‘ruzies om land en water’ of ‘vergeldingsaanvallen over en weer tussen boeren en herders’.


Zo’n karakterisering is een belediging voor hen die zoveel lijden. Natuurlijk zijn de oorzaken van geweld complex. Maar is het, gezien de escalatie, frequentie, organisatie, wreedheid en de onevenredigheid van de aanvallen tegen voornamelijk christelijke gemeenschappen, geen tijd om dit verhaal opnieuw te bezien?


Er is hier geen plaats voor morele gelijkwaardigheid. Ook voldoet het niet als onze overheid slechts ‘het belang van bemiddeling en interreligieuze dialoog benadrukt’.


Hoewel spanningen tussen sedentaire boeren en nomadische herders al lang bestaan, wijzen deze recente aanvallen op een zeer verontrustende trend: het militaire vermogen en de ideologische ijver van de Fulani nemen toe.


Het is te simplistisch om zulke gruweldaden te bestempelen als veroorzaakt door verwoestijning of strijd om hulpbronnen. Langdurige pogingen om deze (zij het belangrijke) lange termijn factoren aan te pakken, zullen geen einde maken aan het huidige enorme tempo van moorden.

Ik, en veel andere collega’s in het Lagerhuis en het Hogerhuis, hebben deze zorgen vaak geuit tijdens ontmoetingen met ministers en via brieven, formele vragen en parlementaire debatten. Tot nu toe is de reactie van onze regering echter jammerlijk ontoereikend. Straffeloosheid wordt niet aan de kaak gesteld.


Daarom dringen we er bij het ministerie van Buitenlandse Zaken op aan om zich ervan te verzekeren dat de Nigeriaanse overheid doeltreffende maatregelen neemt om al haar burgers te beschermen, en de daders van de gruweldaden ter verantwoording te roepen. En gezien de ogenschijnlijke medeplichtigheid van de Nigeriaanse regering bij de vervolging van christenen dringen we er bij het Departement voor Internationale Ontwikkeling op aan om voorwaarden te verbinden aan de voortzetting van de Britse hulp (327 miljoen pond in 2017), totdat Abuja zijn verantwoordelijkheid neemt om zijn eigen burgers te beschermen en te helpen, die slachtoffer zijn van zo’n verschrikkelijk lijden.


Er moet iets veranderen – en snel. We moeten meer werk maken van onze verplichtingen als ondertekenaar van het Genocideverdrag en van onze beschermingsplicht.


Hoe langer we deze massamoorden en gruweldaden tolereren, hoe meer we de daders aanmoedigen. We geven hen ‘groen licht’ om door te gaan met moorden en hun dreigement ‘je land of je leven’ waar te maken.


bottom of page